Elke cultuur zoekt een oplossing voor drie dilemma’s. Ieder bedrijf, iedere club en iedere familie kent zijn eigen waarden en normen, de geschreven en ongeschreven regels van de groep. Die regels zijn, vaak onbewust, van grote invloed op wat wij doen, en op wat wij voelen en hoe wij denken.  

Deze regels worden gevormd door het leven en hoe mensen daarmee om gaan. Door armoede of rijkdom, door geloof of ongeloof, door indringende gebeurtenissen, door oorlog en ruzie, door geluk of verlies, door de kerk, door leven en dood.

We duiden deze regels, normen en waarden vaak aan met de term cultuur, we spreken van een familiecultuur, een bedrijfscultuur, de cultuur van een land. Elke cultuur zoekt een oplossing voor drie dilemma’s:

1.           Mensen insluiten en uitsluiten. Je hoort erbij of je hoort er niet bij. Een groep bestaat bij de gratie van in- én uitsluiten. Wanneer je lid bent van de ene groep kun je meestal niet lid zijn van een andere groep. In een familie is dat het meest zichtbaar omdat daar de afstamming aangeeft of je lid bent van de groep.

Het onderliggende thema hier is de thema van de binding en loyaliteit. De binding tussen moeder en kind is de meest basale en tegelijkertijd de meest diepe binding. De loyaliteit van kinderen naar hun ouders is enorm groot. Binding en loyaliteit zijn belangrijke zaken die cultuurvormend zijn.

Wanneer wij deel uitmaken van een groep is er op één of andere manier sprake van een binding. Zelfs als we niet meer deel uitmaken van een groep kan er nog sprake zijn van binding en loyaliteit.

2.           Mensen zoeken naar hun eigen plek in het systeem. Voor het welzijn van zowel het individu als voor de groep is het zijn of staan op de eigen plek van groot belang.

Veel gedoe, ruzie en ongelukkig zijn is het gevolg van niet op de juiste plek staan, niet de juiste rol innemen, zich groter of juist kleiner maken dan de plek in die groep van je vraagt.

3.           Mensen bouwen relaties. Relaties bouw je op door te geven en te nemen. Zo ontstaan onderlinge verhoudingen. Je past je aan en je bent jezelf. Wij zoeken iedere keer weer een balans in het geven en het nemen. In een gezonde relatie is er een voortdurende uitwisseling. Een grote onbalans kan voor problemen zorgen.

Bij geven en nemen hoort het thema van schuld en onschuld. Wanneer ik iets aan iemand geef of schenk ontstaat er een disbalans, de ander kan en zal dit als een schuld ervaren. Door weer iets aan mij te geven kan die schuld worden ingelost. En tegelijkertijd groeit de relatie die we hebben.

Bert Hellinger ontdekte dat ieder mens een heel gevoelig innerlijk zintuig heeft voor deze drie dilemma’s. Hij noemde dit zintuig het ‘systemische geweten’. Dat ‘systemische geweten’ weet precies wat de geschreven en vooral ongeschreven regels van de groep zijn. Veel van ons handelen wordt veroorzaakt door dit geweten dat iets anders is dan ons persoonlijke geweten.

Wanneer wij systemisch werken dan werken we met dit systemische geweten. Vanuit dit geweten doen of laten we dingen die misschien voor ons persoonlijk niet gezond of geluksbevorderend zijn.

De methode om met de dilemma’s in een systeem en de plaats die jij daar als individu in inneemt zichtbaar te maken worden familieopstellingen genoemd. Ook wel aangeduid met de termen opstellingen, systeem-opstellingen of organisatie-opstellingen.

Reacties

Naam
E-mail*
Uw bericht
 
 

UA-78774946-1